Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord put
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(lay down; place; set) | ; ; ; ; | |
(express; register) | ; | |
(articulate; state; utter; voice) | ; | |
(place) | ; | |
put across (communicate; get across; impart; report) | ; ; ; | |
(waive; lay away) | ; ; | |
put away (dock) | op een zijspoor zetten ; | |
put away (enclose; insert; introduce; put in; stow; embed) | ; ; | |
put away (confine; enclose; stow) | ; | |
put back (set back; throw back) | ||
put down (lay; put off; take off) | ||
(lay) | ||
put forward (advance; highlight; publicize; call attention to; draw attention to) | naar voren brengen | atentigi pri |
put forward (argue; contend; maintain; put forward arguments) | ; | |
put in (enter; input; insert) | ||
put in (enclose; insert; introduce; put away; stow; embed) | ; | |
put in use (start working; get to work; hit the deck; settle to work; set to work) | ; ; ; ; | |
put off (send about his business) | forsendi pretekste | |
(send about one’s business) | de deur wijzen | forregali |
put off (rebuff; send about his business) | forsendi ĝentile | |
(lay; put down; take off) | ; ; ; | |
(adjourn; defer; delay; postpone; procrastinate; shelve) | ; | |
put on (activate; actuate; start; switch on; turn on; start off) | ||
; ; | ||
put on steam | alle krachten inspannen | sin streĉi el la haŭto |
put on weight (gain) | ; zwaarder worden | plipeziĝi |
put on weight | tonrond worden | bareliĝi |
(extinguish; quench; stub) | ; ; ; ; ; | |
put out (drug; intoxicate; stun; stupefy) | svenigi | |
put out | ; | |
put to bed (bed) | naar bed brengen | |
put together (assemble; build; combine; compose; construct; draught) | kunmeti | |
put up (accommodate; entertain; host) | ||
put up (preserve; process) | ; | |
put up with (afford; carry away; carry out; endure; stand) | ; naar buiten brengen | |
put up with (ail; bear; endure; suffer; sustain) | ; ; | |
put up with (abide; brook; condone; endure; stand; stomach; tolerate; bear) | ||
input (entry; insertion; introduction) | ||
input (contribution) | ||
input (contribute) | ; | |
input (enter; insert; put in) | ; ; ; ; |
Engels | Nederlands |
---|---|
put | bergen; brengen; doen; geven; inspannen; in stemming brengen; leggen; onder woorden brengen; plaatsen; slaan; spannen; steken; stellen; stoppen; uitdrukken; vastzetten; verwoorden; voorstellen; zeggen; zetten |
be easily put upon | zich gemakkelijk beet laten nemen |
be hard put to | veel moeite hebben om te |
be hard put to it | het hard te verantwoorden hebben |
be hard put to it to | een harde dobber hebben om |
be much put upon | het hard te verduren hebben |
be put about to | alle moeite hebben om |
be put out | blijven steken; boos zijn; de kluts kwijtraken; in de war raken; van zijn stuk gebracht zijn |
he’s put his shoulder out | zijn arm is uit de kom geschoten |
I put it to you | dat vraag ik u; zeg nu zelf |
I won’t put up with that | daarmee neem ik geen genoegen |
I wouldn’t put it past him | het zou me van hem niet verbazen; ik acht hem ertoe in staat; ik zie hem er wel voor aan |
not know where to put oneself | met zijn houding geen raad weten |
not put up with something | zich iets niet laten aanleunen |
one has to put up with it | men moet zich erbij neerleggen |
put about | laten rondgaan; omleggen; rondstrooien; uitstrooien; wenden |
put a bullet through somebody’s head | iemand door het hoofd schieten |
put a check on | beteugelen; in toom houden; tegenhouden |
put across | duidelijk uitleggen; goed overbrengen; overzetten |
put aside | afzonderen; opzij zetten; van de hand wijzen |
put away | opbergen; opsluiten; opzij leggen; van zich af zetten; verorberen; verstoppen; wegleggen; wegzetten |
put back | achteruit strijken; achteruitzetten; later stellen; terugdraaien; terugkeren; terugleggen; terugstoppen; terugzetten; weer op zijn plaats leggen; weer op zijn plaats zetten |
put behind one | achter zich laten; te boven komen; ter zijde leggen |
put by | opsparen; opzij leggen; ter zijde leggen; óverleggen |
put down | afmaken; afzetten; bedwingen; deponeren; een spuitje geven; een toontje lager doen zingen; fnuiken; laten inslapen; neerleggen; neerslaan; neerzetten; noteren; onderdrúkken; opschrijven; optekenen; smoren; tot zwijgen brengen |
put down a rebellion | een opstand bedwingen |
put down money | geld neerleggen |
put down to | op rekening stellen van; toeschrijven |
put forth | aanwenden; inspannen; krijgen; opperen; uitslaan; uitsteken; uitvaardigen; verkondigen |
put forth leaves | in het blad schieten |
put forward | aanvoeren; in het midden brengen; naar voren brengen; opperen; te berde brengen; ter tafel brengen; verkondigen; vervroegen; voordragen; voortbrengen; vooruitsteken; vooruitzetten; voorzetten |
put in | aanleggen; aanspannen; aanstellen; binnenlopen; in dienst nemen; inlassen; inleggen; insteken; invlechten; invoegen; inzetten; plaatsen; planten; steken in; verzetten; werken; zetten in |
put in a claim | een eis indienen; een reclame indienen; reclameren |
put in a demand | een eis indienen |
put in a good word for | een goed woordje doen voor |
put in an appearance | acte de présence geven; komen opdraven; verschijnen; zich vertonen |
put in at | aandoen; even aangaan bij; stoppen bij |
put in a word | een woordje meespreken; ook een duit in het zakje doen |
put in a word for | een goed woordje doen voor |
put in for | solliciteren naar; zich opgeven voor |
put into | binnenlopen |
put into shape | fatsoeneren |
put into words | onder woorden brengen; verwoorden |
put in writing | op schrift stellen |
put it across | het klaarspelen |
put it across on somebody | iemand beduvelen; iemand bij de neus nemen |
put it on | overdríjven; overvragen |
put money on | inzetten op; wedden op |
put off | afbrengen; afkerig maken; afleggen; afpoeieren; afschepen; afschrijven; afzeggen; afzetten; doen walgen; onthutsen; op de lange baan schuiven; opschuiven; uitdoen; uitstellen; uittrekken; van wal steken; verschuiven |
put off as | verkopen als |
put off for | verkopen als |
put off with fair words | met mooie praatjes afschepen |
put off with talk | met mooie praatjes afschepen |
put on | aan het werk zetten; aandoen; aanhaken; aannemen; aantrekken; aanzetten; extra laten lopen; geven; geven aan; in de vaart brengen; inleggen; laten spelen; omdoen; ontdubbelen; op touw zetten; opleggen; opslaan; opvoeren; opzetten; organiseren; stellen op; voor de gek houden; voorbinden; voorschrijven; zetten; ómhangen |
put one over on somebody | iemand beduvelen; iemand bij de neus nemen |
put one’s back into it | de schouders eronder zetten; pootaan spelen |
put oneself | zich stellen |
put oneself forward | zich op de voorgrond plaatsen |
put oneself out to | zich uitsloven om te |
put on speed | vaart zetten |
put on steam | alle krachten bijzetten; alle krachten inspannen; er vaart achter zetten; stoom maken |
put on to | doorverbinden met; in contact brengen met; inlichtingen geven over; verbinden met |
put on weight | aankomen; bijkomen; zwaarder worden |
put out | blussen; boos; de loef afsteken; doven; er uitzetten; hinderen; in de lorum; in de war brengen; ontstemd; ontstemmen; ontwrichten; publiceren; uit het veld geslagen; uitbesteden; uitblussen; uitbowlen; uitdoen; uitdoven; uitgeven; uitleggen; uitmaken; uitplanten; uitsteken; uitstrooien; uitzenden; uitzetten; van zijn stuk brengen; van zijn stuk gebracht |
put out buds | knoppen krijgen |
put out of misery | uit zijn lijden verlossen |
put out somebody’s plans | iemands plannen verijdelen |
put out to board | in de kost doen; uitbesteden |
put out to contract | aanbesteden; uitbesteden |
put out to sea | in zee steken; uitlopen; uitvaren |
put over | duidelijk uitleggen; goed overbrengen; ingang doen vinden; populair maken |
put round | omdoen |
put somebody down as | iemand houden voor |
put somebody in his place | iemand aftroeven; iemand op zijn nummer zetten; iemand op zijn plaats zetten |
put somebody off | iemand afpoeieren; iemand afschepen; iemand afschrijven; iemand afzeggen |
put somebody off something | iemand iets tegenmaken |
put somebody out | iemand in de war brengen |
put somebody out of his misery | iemand uit zijn lijden verlossen |
put somebody to it | iemand ervoor zetten |
put somebody up | iemand kandidaat stellen |
put somebody up to | iemand informeren over; iemand op de hoogte brengen van |
put somebody up to doing | iemand aanzetten tot |
put something down to | iets toeschrijven aan |
put something over the fire | iets boven het vuur hangen |
put this and that together | het ene met het andere in verband brengen |
put through | doorverbinden; doorvoeren; erdoor krijgen; laten doorwerken; onderwerpen aan; uitvoeren; verbinden |
put to | voorleggen; voorspannen |
put to bed | in bed leggen; naar bed brengen |
put to expense | op kosten jagen |
put together | aaneenvoegen; bijeenpakken; in elkaar knutselen; in elkaar zetten; samendoen; samenstellen; samenvoegen; verzamelen |
put to inconvenience | last veroorzaken; ongerief veroorzaken; ontrieven |
put to school | op school doen |
put to trouble | last veroorzaken |
put up | aanbrengen; aanslaan; aanzetten; bouwen; huisvesten; huisvesting verlenen; in veiling brengen; indienen; inmaken; inpakken; kandidaat stellen; logeren; onder dak brengen; ophalen; ophangen; opjagen; opslaan; opsteken; opstellen; optrekken; opzenden; plaatsen; stallen; te koop aanbieden; verhogen; verpakken; verschaffen; voorhangen; vooruit afspreken; wecken; zich kandidaat stellen; zijn intrek nemen |
put up a desperate defence | zich wanhopig verdedigen |
put up a house for sale | een huis aanslaan |
put up at | zijn intrek nemen in |
put up for sale | aanslaan; in veiling brengen; te koop aanbieden; te koop aanbrengen |
put up one’s feet | naar kooi gaan; wat uitrusten |
put up with | berusten in; genoegen nemen met; genogen nemen met; verdragen; zich getroosten; zich laten gevallen; zich laten welgevallen |
put up with something | iets voor lief nemen |
stay put | op zijn plaats blijven; zich niet verroeren |
that puts it beyond all doubt | dat heft alle twijfel op |
they’ll be hard put to | het zal moeilijk voor ze worden om |
input | input; inspraak; invoer |
put‐in | ingezet |
putt | met een putter slaan; slag met een putter |