Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord shoot

Engels → Nederlands
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
info shoot
werkwoord
(fire)
info schieten
werkwoord
info pafi
werkwoord
info shoot
zelfstandig naamwoord
(sprout)
info loot
zelfstandig naamwoord
;
info scheut
zelfstandig naamwoord
;
info uitspruitsel
zelfstandig naamwoord
info ŝoso
onbekende woordsoort
info shoot
werkwoord
(shoot dead; shoot to death)
info doodschieten
werkwoord
;
info fusilleren
werkwoord
info pafmortigi
werkwoord
info shoot
werkwoord
(film)
info filmen
werkwoord
;
info opnemen
werkwoord
info filmi
onbekende woordsoort
info shoot
werkwoord
(down; bring down; shoot down)
info neerschieten
werkwoord
;
info neerknallen
werkwoord
info paffaligi
werkwoord
info shoot dead
werkwoord
(shoot; shoot to death)
info doodschieten
werkwoord
info pafmortigi
werkwoord
info shoot down
onbekende woordsoort
(shoot; down; bring down)
info neerschieten
werkwoord
;
info neerknallen
werkwoord
info paffaligi
werkwoord
info shoot off
werkwoord
info afschieten
werkwoord
info pafforigi
onbekende woordsoort
shoot to death
(shoot; shoot dead)
info doodschieten
werkwoord
;
info fusilleren
werkwoord
pafmortigi
info shoot up
werkwoord
info omhoogschieten
werkwoord
info ekrapidegi supren
onbekende woordsoort
info overshoot
werkwoord
(bypass; overtake; pass; pass by)
info langsgaan
werkwoord
;
info passeren
werkwoord
;
info voorbijgaan
werkwoord
;
info voorbijlopen
werkwoord
;
info óvertrekken
werkwoord
info preteriri
werkwoord
info shooter
zelfstandig naamwoord
(gunman)
info schutter
zelfstandig naamwoord
info pafanto
onbekende woordsoort
info shooter
zelfstandig naamwoord
(gunman)
info schutter
zelfstandig naamwoord
info pafinto
zelfstandig naamwoord
info shooting
zelfstandig naamwoord
(fire; firing; fusillade; gun‐fire)
info schieten
zelfstandig naamwoord
;
info schietpartij
zelfstandig naamwoord
info pafado
zelfstandig naamwoord
info shooting
zelfstandig naamwoord
info doodschieten
zelfstandig naamwoord
info pafmortigo
zelfstandig naamwoord
EngelsNederlands
shootafschieten; dief; doodschieten; doorschíéten; draaien; filmen; fotosessie; fusilleren; injecteren; jacht; jachtpartij; jagen; kieken; loot; neerknallen; neerleggen; neerschieten; nemen; opnemen; scheren; scheut; schieten; schietpartij; schietwedstrijd; schoot; spier; spuiten; steken; stortbak; storten; telg; uitgooien; uitlopen; uitschieten; uitspruiten; uitspruitsel; uitwerpen; verschieten; voorschuiven; wegschuiven; werpen
shoot!begin maar!; zeg het maar!
go out shootingop jacht gaan
have shot one’s boltal zijn kruit verschoten hebben
shoot a bridgeonder een brug doorschieten
shoot a filmeen film draaien
shoot aheadvooruitschieten
shoot ahead ofvoorbijschieten
shoot a lineopscheppen; veel praatjes hebben
shoot alongvooruitschieten
shoot a rapidover een stroomversnelling heenschieten
shoot atschieten op; toewerpen
shoot at goalop het doel schieten
shoot awayerop los schieten; in allerijl ervandoor gaan
shoot backterugschieten; terugschuiven
shoot deaddoodschieten
shoot downneerknallen; neerschieten; omverschieten; overhoop schieten
shoot firevuur schieten
shoot netsnetten schieten
shoot offafschieten; wegschieten
shoot off one’s mouthzijn mond voorbijpraten
shoot one’s mouth offzijn mond voorbij praten
shoot outer uitgooien; uitschieten; uitsteken; uitwerpen
shoot pastscheren langs
shoot tendrilsranken
shoot the boltde grendel op de deur schuiven
shoot the breezeouwehoeren; verlullen
shoot the lightsdoor rood rijden
shoot the moonmet de noorderzon vertrekken
shoot upde hoogte ingaan; de hoogte inschieten; groeien als kool; hevig vuren op; in de hoogte schieten; omhoogspuiten; opschieten; spuiten
the whole shootde hele rataplan; de hele zooi
beanshootstaugé
chuteglijbaan; helling; parachute; roetsjbaan; stortkoker; stroomversnelling; waterval
offshootafzetsel; spruit; uitloper; uitspruitsel; zijtak
overshootoverheenschieten; voorbijschieten
pea‐shootererwtenblazer; proppenschieter
shooterschieter; schietgeweer; schietijzer
shootingdoodschieten; jacht; opname; schieten; schietend; schietpartij
shoot‐outduel; schietpartij; shoot‐out; vuurgevecht
side‐shootzijscheut