Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord speak

Engels → Nederlands
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
info speak
werkwoord
info praten
werkwoord
;
info spreken
werkwoord
info paroli
werkwoord
info speak
zelfstandig naamwoord
info spreken
zelfstandig naamwoord
info parolo
zelfstandig naamwoord
info speak
werkwoord
(talk)
info spreken
werkwoord
;
info praten
werkwoord
info paroli
werkwoord
info speak
werkwoord
info praten
werkwoord
;
info spreken
werkwoord
info paroli
werkwoord
so to speak; om zo te zeggenpor tiel diri
info speak up
onbekende woordsoort
info luider spreken
onbekende woordsoort
;
info harder praten
onbekende woordsoort
info paroli pli laŭte
onbekende woordsoort
info speaker
zelfstandig naamwoord
(lecturer)
info spreker
zelfstandig naamwoord
info preleganto
onbekende woordsoort
info speaker
zelfstandig naamwoord
info spreker
zelfstandig naamwoord
info parolanto
onbekende woordsoort
info speaking
zelfstandig naamwoord
(discourse; speech; talk; talking)
info gepraat
zelfstandig naamwoord
;
info oratie
zelfstandig naamwoord
;
info rede
zelfstandig naamwoord
;
info redevoering
zelfstandig naamwoord
info parolado
zelfstandig naamwoord
info spokesman
zelfstandig naamwoord
(spokesperson)
info woordvoerder
zelfstandig naamwoord
info porparolanto
zelfstandig naamwoord
info spokesperson
zelfstandig naamwoord
(spokesman)
info woordvoerder
zelfstandig naamwoord
info porparolanto
zelfstandig naamwoord
info spokeswoman
zelfstandig naamwoord
info woordvoerster
zelfstandig naamwoord
info porparolantino
onbekende woordsoort
info unspeakable
bijvoeglijk naamwoord
(ineffable; inexpressible)
info onuitsprekelijk
bijvoeglijk naamwoord
info neesprimebla
onbekende woordsoort
EngelsNederlands
speak!spreek op!
speakaanslaan; aanspreken; een rede houden; in het openbaar spreken; met elkaar spreken; praaien; praten; redevoeren; spreken; spreken van; sprekend zijn; tegen elkaar spreken; uitdrukken; uitspreken; zeggen; zich laten horen
broadly speakingglobaal; in grote trekken; in het algemeen; in het algemeen gesproken
generally speakingin het algemeen gesproken; over het algemeen
he speaks according to his lightshij praat naar hij verstand heeft; hij spreekt naar hij verstand heeft
I can speak to his having been thereik kan getuigen dat hij er geweest is
in a manner of speakingom zo te zeggen
it speaks forhet pleit voor
it speaks well forhet pleit voor
know somebody to speak toiemand goed genoeg kennen om hem aan te spreken
neither speak nor movetaal noch teken geven
nothing to speak ofniets noemenswaardigs; niets noemenswaards; niets van betekenis
not to speak ofom nog maar niet te spreken van
plain speakduidelijk taal; openhartigheid
public speakingspreken in het openbaar
so to speakbij wijze van spreken; om zo te zeggen
speak aboutspreken over; zich uitlaten over
speak by the bookzich nauwkeurig uitdrukken
speak forgetuigen van; spreken ten gunste van
speak for itselfer niet om liegen; voor zichzelf spreken
speak for oneselfvoor zichzelf spreken
speak for yourselflaat mij er alsjeblieft buiten
speak freelyvan zijn hart geen moordkuil maken; zeggen wat men op het hart heeft
speak highly ofhoog opgeven van; met veel lof spreken over
speak ill ofkwaadspreken over; kwaadspreken van
… speakingmet …
speak in monosyllableskortaf zijn
speak ofspreken over
speak ondoorspreken
speak one’s mindrond uitkomen voor zijn mening; ronduit spreken; uitkomen voor zijn mening; zeggen wat men op het hart heeft; zijn hart luchten; zijn mening geven
speak out!spreek vrijuit!
speak outhardop uitspreken; opspreken; vrijuit spreken; zeggen waar het op staan
speak the same languageelkaar aanvoelen; elkaar begrijpen
speak toaanspreken; spreken tot; toespreken
speak upbeginnen te spreken; harder praten; hardop spreken; luider spreken; voor de draad komen; vrijuit spreken
speak up forhet opnemen voor
speak volumesboekdelen spreken
speak withspreken met
the figures speak for themselvesde cijfers liegen er niet om
adspeakreclamejargon; reclametaal
free‐spokenrondborstig; ronduit; vrijmoedig
speak‐easy<illegale kroeg tijdens de Amerikaanse drooglegging>
speakerbox; luidspreker; referent; spreker; voorzitter
speakingsprekend
spokesmanvoorlichter; woordvoerder
spokespersonvoorlichter; woordvoerder; woordvoerster
spokeswomanvoorlichtster; woordvoerster
unspeakableafschuwelijk; nameloos; onuitsprekelijk; onzegbaar