Woordenboek Nederlands–Esperanto

Esperanto‐vertaling van het Nederlandse woord varen

Nederlands	Esperanto
varen	esti maristo
varen (navigeren)	navigi (navigacii)
varen (gaan)	veturi
varen	ŝipveturi
varen	filiko
varen	farti
varen	veturi
varen (gaan)	iri
varen (lopen)	iri
laten varen (in de steek laten)	forlasi
laten varen (afstand doen van; afzien van)	malinsisti pri
adelaarsvaren	agla pteridio
biesvaren	laga izoeto
biesvaren	izoeto
binnenvaren	enveturo
binnenvaren	enhaveniĝi
binnenvaren	enveturi en
blaasvaren	fragila cistopterido
bolletjesvaren	onokleo
bolletjesvaren	sentiva onokleo
boomvaren	arbofiliko
doorváren (aflopen; gaan door)	trairi
eikvaren	polipodio
eikvaren	ordinara polipodio
Javavaren	java filiko
kamvaren	kombila polistiko
kanovaren (kanoën)	kanuveturi
koningsvaren	osmundo
koningsvaren	reĝa osmundo
kroosvaren (azolla)	azolo
maanvaren	botrikio
maanvaren	luna botrikio
mannetjesvaren	virfiliko
mannetjesvaren	vira driopterido
mannetjesvaren	vira polistiko
moerasvaren	telipterido
muurvaren	mura asplenio (harasplenio)
naaldvaren	pingla polistiko
niervaren	polistiko
óvervaren	transveturigi
óvervaren	transveturi
pilvaren	pilulario
rondvaren	rondveturi per boato
schuitjevaren	boatveturi (boati)
schuitjevaren (spelevaren)	boatpromeni
spelevaren (schuitjevaren)	boatpromeni
stekelvaren	pikila polistiko
struisvaren	strutiopterido (struta filiko)
tongvaren	ordinara skolopendrio
tongvaren	skolopendrio
uitvaren (uitlopen)	forveturi
uitvaren (fulmineren; razen; tekeergaan)	furiozi
vaarboom (boom)	puŝostango
vaargeul (geul; kil)	ŝanelo
vaartuig (boot; schip)	ŝipo (veselo)
vaarwater	veturvojo
varensgast (zeeman)	maristo (marveturisto)
varensgast	ŝipisto
varensgezel (janmaat; zeeman; zeevaarder; varensgast)	maristo (marveturisto)
voorbijvaren (inhalen; passeren; voorbijrijden)	preterveturi
voortvaren	ŝipveturi plu
voortvaren (doorgaan met; onderhóúden; verder gaan met; vervolgen; voortgaan; voortgaan met; laten voortduren)	daŭrigi (pluigi)
vrachtvaarder (vrachtboot; vrachtschip)	ŝarĝoŝipo (kargoŝipo)
walvisvaarder	balenŝipo (balenĉasa ŝipo)
walvisvaarder	balenisto (balenkaptisto; balenĉasisto)
wegvaren (afrijden; uitlopen; uitvaren; wegrijden)	forveturi
welvaren	farti bone
welvaren (bloeien; floreren; gedijen; tieren; vooruitkomen)	prosperi ( flori )
welvaren (gezondheid; goede gezondheid; wel; welstand; welzijn; welbevinden)	bonfarto
zeevaarder (zeeman)	maristo (marveturisto)