Information über das Wort weerleggen (Niederländisch → Esperanto: refuti)

Synonym: ontzenuwen

WortartVerb
Aussprache/ʋeːrˈlɛɣə(n)/
Trennungweer·leg·gen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) weerleg(ik) weerlegde
(jij) weerlegt(jij) weerlegde
(hij) weerlegt(hij) weerlegde
(wij) weerleggen(wij) weerlegden
(jullie) weerleggen(jullie) weerlegden
(gij) weerlegt(gij) weerlegdet
(zij) weerleggen(zij) weerlegden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) weerlegge(dat ik) weerlegde
(dat jij) weerlegge(dat jij) weerlegde
(dat hij) weerlegge(dat hij) weerlegde
(dat wij) weerleggen(dat wij) weerlegden
(dat jullie) weerleggen(dat jullie) weerlegden
(dat gij) weerlegget(dat gij) weerlegdet
(dat zij) weerleggen(dat zij) weerlegden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
weerlegweerlegt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
weerleggend, weerleggende(hebben) weerlegd

Gebrauchsbeispiele

Die conclusie weerlegt de Russische bewering van zondag dat de lichamen er waren neergelegd na het vertrek van de Russische troepen, op of rond 30 maart.

Übersetzungen

Deutschrefutieren; widerlegen; wiederlegen; hinterlegen
Englischrefute; rebut
Esperantorefuti
Färöerischmótprógva
Französischréfuter; rejeter
Portugiesischrefutar
Saterfriesischwierlääse
Spanischrefutar
Tschechischvyvrátit