Information über das Wort ergeren (Niederländisch → Esperanto: tedi)

Synonyme: vermoeien, vervelen

WortartVerb
Aussprache/ˈɛrɣərə(n)/
Trennunger·ge·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) erger(ik) ergerde
(jij) ergert(jij) ergerde
(hij) ergert(hij) ergerde
(wij) ergeren(wij) ergerden
(jullie) ergeren(jullie) ergerden
(gij) ergert(gij) ergerdet
(zij) ergeren(zij) ergerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) ergere(dat ik) ergerde
(dat jij) ergere(dat jij) ergerde
(dat hij) ergere(dat hij) ergerde
(dat wij) ergeren(dat wij) ergerden
(dat jullie) ergeren(dat jullie) ergerden
(dat gij) ergeret(dat gij) ergerdet
(dat zij) ergeren(dat zij) ergerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
ergerergert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
ergerend, ergerende(hebben) geërgerd

Gebrauchsbeispiele

Maar Pyecraft ergerde mij grenzeloos.

Übersetzungen

Deutschverdrießen
Englischbore; tire; weary
Esperantotedi
Färöerischtroytta
Finnischikävystyyää
Französischennuyer; fatiguer; lasser
Italienischannoiare
Katalanischavorrir; enfastidir; enfastijar
Portugiesischaborrecer; cacetear; cansar; enfadar; entediar; maçar
Saterfriesischferträite
Spanischcansar; cargar; fastidiar; hartar
Srananfruferi