Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word gaspit

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gasbrander)
gas‐burner
🔗 Eerst was hij echter naar zijn kamer gegaan en had daar de gaspit uitgedraaid, die nu tachtig dagen brandde.
🔗 Verschillende gassen kunnen zeker ook in dichtheid verschillen.
🔗 We hebben geen gas meer nodig voor de verwarming.
; ; ;
(kousje)
(pittigheid; vuur);
zing
🔗 Ze had pit.

DutchEnglish
gaspit gas‐burner; gas‐jet; gas‐ring; jet
gas damp; fluid; gas
pit bounce; burner; eye; kernel; kick; marrow; nucleus; oomph; pip; pit; pith; wick; zing; seed; stone; spirit; body