Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word gastvrijheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Ik stel de gastvrijheid van je vrouw erg op prijs.
(introducé);
sojourner
🔗 Die man is mijn gast.
(kerel; knul; sujet; vent)
🔗 Wie zijn die gasten?
;
(vrijdom)
🔗 Hij vierde zijn vrijheid met drank en drugs.

DutchEnglish
gastvrijheid hospitality
gast diner; guest; sojourner; visitor; fellow
ongastvrijheid inhospitality
vrijheid disengagement; freedom; latitude; liberty; licence; scope