Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word talenkennis

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bekendheid; kunde);
🔗 Zijn kennis van de zaak is oppervlakkig, zoals u zult vernemen.
(kunde; medeweten; weten)
🔗 Want hoe groot zijn kennis ook moge zijn, zij moet een bron hebben.
(bekende)
🔗 Is hij mogelijk een kennis van je?
;
🔗 Welke taal spreken ze?
🔗 O, dat is de taal van zakenlieden onder elkaar.

DutchEnglish
talenkennis knowledge of languages
kennis acquaintance; acquirements; cognition; cognizance; education; information; knowledge; lore; scholarship; science; know‐how
taal language; parlance; speech; tongue; vernacular language; vernacular