Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word trouwfeest
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(festiviteit; fuif; partij) | celebration ; ; ; ; festivity ; | |
🔗 Ik wilde je bedanken voor het feest van gisteravond. | ||
(in de echt verbinden; uithuwen) | ; | |
(in het huwelijk treden) | get married ; ; | |
🔗 Je zuster trouwt deze winter. | ||
(in de echt verbinden; uithuwen; tot vrouw nemen) | ; ; take to wife | |
(in het huwelijk treden; huwen) | get married ; ; | |
🔗 Het was dan ook in Rolands eigen belang spoedig te trouwen en voor een erfgenaam te zorgen. | ||
(in het huwelijk treden) | get married ; ; | |
🔗 Dat hoort zo, en dat heb je beloofd toen we trouwden. | ||
(in de echt verbinden) | ; | |
(huwen met) | get married to | |
🔗 Waarom trouw je haar dan niet? | ||
(huwen met) | get married to | edziniĝi al |
🔗 Ze heeft hem natuurlijk om zijn geld getrouwd en denkt aan niets anders dan aan kleren en juwelen. |
Dutch | English |
---|---|
trouwfeest | ⇆ bridal; ⇆ wedding; ⇆ wedding‐feast |
feest | ⇆ cakes and ale; ⇆ celebration; ⇆ feast; ⇆ festival; ⇆ fête; ⇆ gala; ⇆ holiday; ⇆ occasion; ⇆ party; ⇆ rejoicings; ⇆ festivity |
trouwen | ⇆ get married; ⇆ lead to the altar; ⇆ make a match; ⇆ marry; ⇆ wed; ⇆ splice; ⇆ settle down to married life; ⇆ settle down in life; ⇆ take to wife |