Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitwisseling

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
uitwisseling
(inwisseling; ruil; verruiling)
(inruilen; inwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen)
interchange
; ;
🔗 Er werden geen groeten uitgewisseld.
sharing
🔗 Een 77‐jarige man uit Amsterdam is veroordeeld tot een celstraf van vier jaar, waarvan de helft voorwaardelijk, vanwege het maken, het bezit, uitwisselen en invoeren van kinderporno en voor ontucht met vier meisjes in Zuidoost‐Azië.

DutchEnglish
uitwisseling exchange; interchange; passage; reciprocation
uitwisselen bandy; exchange; interchange; reciprocate; swap