English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word blue‐collar

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
blue	blauw	blua
🔗 “Think of the blue sky,” said Mazirian, “the white stars, your castle Miir by the river Derna.”
blue	blauw	bluo
collar	boord ; kraag	kolumo
🔗 He seized Rand’s collar, pulling him close enough to feel the heat of his father’s fever in his own cheek.
collar (ferrule; fret)	fret ; lijst ; rand	freto

English	Dutch
blue‐collar	⇆ arbeiders‐; ⇆ handarbeiders‐
blue	⇆ azuur; ⇆ beteuterd; ⇆ blauw; ⇆ blauw verven; ⇆ blauwen; ⇆ blauwkous; ⇆ blauwkousachtig; ⇆ blauwsel; ⇆ door het blauwsel halen; ⇆ doorhalen; ⇆ erdoor jagen; ⇆ jantje; ⇆ landerig; ⇆ lucht; ⇆ neerslachtig; ⇆ obsceen; ⇆ pornografisch; ⇆ schuin; ⇆ somber; ⇆ zee‐
collar	⇆ aanpakken; ⇆ bij de kraag vatten; ⇆ boord; ⇆ boordje; ⇆ een halsband aandoen; ⇆ gareel; ⇆ grijpen; ⇆ haam; ⇆ halsband; ⇆ halsketen; ⇆ in het gareel slaan; ⇆ inpalmen; ⇆ kraag; ⇆ ordeketen; ⇆ ordeteken; ⇆ ring