English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word dock

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(dockyard)
(put away)
op een zijspoor zetten
;
(sorrel)
endokiĝi
;
bluntleaf dock
(broad‐leaved dock; dock leaf; butter dock)
broad‐leaved dock
(bluntleaf dock; dock leaf; butter dock)
butter dock
(broad‐leaved dock; bluntleaf dock; dock leaf)
clustered dock
(sharp dock)
konglomera rumekso
curled dock
(curly dock; yellow dock)
krispa rumekso
curly dock
(curled dock; yellow dock)
krispa rumekso
dock leaf
(broad‐leaved dock; bluntleaf dock; butter dock)
meadow dock
narrow‐leaved dock
(sorrel; common sorrel; garden sorrel; spinach dock; sour dock)
sharp dock
(clustered dock)
konglomera rumekso
spinach dock
(sorrel; common sorrel; garden sorrel; narrow‐leaved dock; sour dock)
yellow dock
(curly dock; curled dock)
krispa rumekso
docker
;
dockyard
(shipyard)
;
dockyard
(dock)

EnglishDutch
dock afhouden; beklaagdenbank; beklaagdenbankje; beklaagdenhokje; couperen; dok; dokken; haven; inhouden; koppelen; korten; kortstaarten; strafbankje; verdachtenbankje; zuring
bitter dock ridderzuring
bluntleaf dock ridderzuring
broad‐leaved dock ridderzuring
butter dock ridderzuring
clustered dock kluwenzuring
curled dock krulzuring
curly dock krulzuring
dock company veem
dock labourer bootwerker; havenarbeider
dock leaf ridderzuring
dock strike havenstaking
dock warrant cedel; ceel
dock worker bootwerker
floating dock drijvend dok
go into dock dokken
in dock op de helling
narrow‐leaved dock veldzuring; zurkel
patience dock spinaziezuring
put into dock dokken
sharp dock kluwenzuring
spinach dock veldzuring; zurkel
wet dock dok
yellow dock krulzuring
dockage dokgeld
dock‐dues dokgelden; havengeld; liggeld
docker bootwerker; dokwerker; havenarbeider; havenwerker
dockhand sjouwer
docking koppelen; koppeling
dock‐labourer dokwerker; havenwerker
docks haven
dockyard scheepstimmerwerf; scheepswerf; werf
dry‐dock droogdok
graving‐dock droogdok