English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word draw off

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(attract; appeal; allure; beckon; beguile); ;
🔗 What is drawing so many overqualified people to these jobs?
(design); ; ; ;
(equality; parity);
(pull)
naar zich toe halen
;
(delineate; outline; contour)
(make a stroke; draw a line; streak)
streki
(drag; haul; pull; tug; draught; drawl; tow; twitch);
(extract; excerpt; spoon; bail)
(attract);
altiri
🔗 But he also drew the attention of the Russian Federal Security Service (FSB) and ended up in prison for his political activities.
🔗 Instead he drew Tam’s sword.
infuziĝi
(drag; pull);
kuntiri
(draught; bill)
traite
(design; drawing; draught; picture);
werkje
(make a draught)
trati
(elicit; extract; glean; pull; withdraw; worm; draw forth; drag out); ;
(release; unleash; utter)
🔗 He drew a mug of ale which he set before Jubal, then drew another for himself.
(away; far; forth; yonder; afar); ;
🔗 Your arm’s off!
; ;
de sur
(away we go; let’s start; let’s go)
aan de slag!
; ;
ek
(away from)
🔗 It rests in 350 feet beneath the surface about 20 miles off the coast, according to an MSRA statement released on Friday.
(out)

EnglishDutch
draw off afleiden; aftappen; aftrekken; afzuigen
draw aan het praten krijgen; aanlokken; aantrekken; aftappen; aftekenen; afvissen; attractie; behalen; beschrijven; de revolver trekken; dichttrekken; gaan; gelijkspel; gelijkspelen; halen; in ontvangst nemen; krijgen; laten trekken; lokken; loten; loterij; loting; maken; match nul spelen; meeslepen; natekenen; onbeslist laten; onbesliste wedstrijd; opentrekken; opnemen; optrekken; puren; putten; reclameartikel; rekken; rekruteren; remise; schijf; schoonmaken; schuiven; slepen; spannen; staan te trekken; steken; succesnummer; successtuk; tappen; tekenen; toeschuiven; trek; trekken; trekkerij; trekking; trekpleister; uit zijn tent lokken; uithalen; uithoren; uitloten; uitrekken; uittekenen; uittrekken; verloting; voorttrekken; wegtrekken
off af; in de buurt van; op de hoogte van; opzij van; uit; uitkomend op; van; van … af; van … weg; vandehands; ver; verder gelegen; verwijderd; verwijderd van; voor; weg