English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word dress of state

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
dress	een verband omleggen ; verzorgen van een wond	pansi
dress (clothe; fit; suit; array; attire)	aankleden ; kleden	vesti
🔗 Muttering under his breath, he dressed hurriedly.
dress (get dressed)	zich aankleden ; toilet maken	vestiĝi
dress (get dressed; dress oneself)	zich aankleden	vesti sin
dress (article of clothing; apparel)	gewaad ; kleding ; kleed	vesto
dress	dracht	vestmaniero
dress (gown; robe)	toga	robo
dress (costume; outfit; suit)	dracht ; gewaad ; kostuum	kostumo
dress (robe)	jurk	robo
🔗 Her dresses hung on a cloakstand, the last of the room’s furnishings.
state (assert; allege; claim; affirm; aver; maintain)	poneren ; stellen	aserti
🔗 Second, he stated that the forelimbs were not adapted either for digging or holding struggling prey.
state (declare; profess; pronounce; adjudge)	aangeven ; verklaren	deklari
🔗 “I respond to three questions”, stated the augur.
state (kingdom)	rijk ; staat	regno
state (condition; standing; status)	gesteldheid ; staat ; stand ; toestand	stato
🔗 That state can persist for days, weeks, or even months.
state (articulate; put; utter; voice)	uitdrukken ; uitspreken ; vellen ; verwoorden	eldiri
state (define; determine; narrow; pinpoint)	nader bepalen ; omschrijven ; preciseren	precizigi
state (public)	staats‐	ŝtata
state (pomp; splendour; grandeur; ballyhoo)	luister ; praal ; staatsie	pompo
state	staat ; rijk	ŝtato
state (federal state)	deelstaat ; staat	ŝtatfederaciano
🔗 In Mexico, the plant is grown mostly in the states of Hidalgo and Morelos.

English	Dutch
dress of state	⇆ pronkgewaad
dress	⇆ aankleden; ⇆ aanmaken; ⇆ ambtsgewaad; ⇆ avondtoilet; ⇆ bekleden; ⇆ bemesten; ⇆ bereiden; ⇆ bewerken; ⇆ dos; ⇆ dracht; ⇆ een verband leggen op; ⇆ gala; ⇆ gewaad; ⇆ japon; ⇆ jurk; ⇆ kappen; ⇆ klaarmaken; ⇆ kleden; ⇆ kleding; ⇆ kleed; ⇆ kleren; ⇆ kostuum; ⇆ mesten; ⇆ opmaken; ⇆ pappen; ⇆ pavoiseren; ⇆ prepareren; ⇆ richten; ⇆ roskammen; ⇆ schoonmaken; ⇆ tenue; ⇆ toilet; ⇆ toilet maken; ⇆ tooien; ⇆ verbinden; ⇆ zich aankleden; ⇆ zich kleden; ⇆ zich richten
state	⇆ aangeven; ⇆ blootleggen; ⇆ constateren; ⇆ deelstaat; ⇆ gala‐; ⇆ gesteldheid; ⇆ luister; ⇆ mededelen; ⇆ meedelen; ⇆ melden; ⇆ officieel; ⇆ opgeven; ⇆ parade‐; ⇆ poneren; ⇆ praal; ⇆ rang; ⇆ rijk; ⇆ staat; ⇆ staatsie; ⇆ staatsie‐; ⇆ staats‐; ⇆ stand; ⇆ stellen; ⇆ stemming; ⇆ testeren; ⇆ toestand; ⇆ uiteenzetten; ⇆ vaststellen; ⇆ verklaren; ⇆ vermelden