English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word fell
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(down) | ||
(fall off; tumble down; drop) | ; | |
🔗 The inner scales enlarge when spring growth begins and often become an inch long before they fall. | ||
(drop; lapse) | ; ; | |
🔗 The house must have fallen on her. | ||
(overthrow; subversion) | ||
🔗 In 1998, the ministry of defence ordered the felling of all turkey oaks on its UK bases. |
English | Dutch |
---|---|
fell | ⇆ dodelijk; ⇆ heuvel; ⇆ huid; ⇆ kappen; ⇆ neervellen; ⇆ omhakken; ⇆ omhouwen; ⇆ omkappen; ⇆ vel; ⇆ vellen; ⇆ woest; ⇆ wreed |
fall | ⇆ aanbreken; ⇆ achteruitgaan; ⇆ afnemen; ⇆ afvallen; ⇆ betrekken; ⇆ dalen; ⇆ daling; ⇆ dood; ⇆ flikkeren; ⇆ helling; ⇆ herfst; ⇆ intreden; ⇆ invallen; ⇆ najaar; ⇆ neerkomen; ⇆ neervallen; ⇆ omlaaggaan; ⇆ ondergang; ⇆ ontvallen; ⇆ prijsdaling; ⇆ smakken; ⇆ sneuvelen; ⇆ sodemieteren; ⇆ storten; ⇆ teruggang; ⇆ teruglopen; ⇆ uitvallen; ⇆ val; ⇆ valhoogte; ⇆ vallen; ⇆ verminderen; ⇆ verval; ⇆ vervallen; ⇆ waterval |
feller | ⇆ houthakker |
felling | ⇆ aankap; ⇆ vellen |
fell‐monger | ⇆ huidenkoper |