English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word slow

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 The first is too slow.
(deliberate; lagging; tardy)
treuzelachtig
malrapidema
🔗 Kerlin slowed the rotor.
vaart minderen
malrapidiĝi
be slow
slow down
(decelerate)
slow train
(accommodation train)
(leasurely; tardily);
🔗 Tam shook his head slowly.
(gradually; little by little); ; ; ;
zoetjes aan
; ; ;
slow‐worm
(blindworm)

EnglishDutch
slow achter; afremmen; de snelheid verminderen van; langzaam; langzaam werkend; langzamer laten lopen; lijzig; loom; onbevattelijk; saai; sloom; traag; vaart minderen; vaart verminderen; verlangzamen; vertragen; vervelend
be not slow to … gauw genoeg …
be slow achterlopen; nagaan; nalopen
be slow to … niet gauw …
go slow achter lopen; kalmpjes aan doen; voorzichtig te werk gaan
in slow motion vertraagd
slow down afremmen; de snelheid verminderen van; langzamer laten lopen; vaart minderen; vaart verminderen; verlangzamen; vertragen
slow lane uitvoegstrook
slow train boemel; boemeltrein; omnibus; stoptrein
slow up afremmen; de snelheid verminderen van; langzamer laten lopen; vaart minderen; vaart verminderen; verlangzamen; vertragen
go‐slow langzaam‐aan‐actie
slowcoach lijs; slome; teut; teutkous; treuzel; treuzelaar
slowdown langzaam‐aan‐actie; vertraging
slowly langzaam; traag
slow‐match lont
slow‐motion vertraagd
slow‐paced langzaam; traag
slowpoke slome; treuzelaar
slow‐witted traag van begrip
slow‐worm hazelworm