English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word spring‐clean

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(cleanse; make clean; purge; launder; purify);
🔗 He did not see how they could ever clean the house well enough for it to be lived in again.
;
🔗 And the truth of the matter—the truth that sets people free—is that we really can have a clean conscience.
🔗 And her hands were clean.
(well up; arise; well);
(fountain; source; fount; well; fountain‐head; well‐spring)
(dash; hurtle; rush; surge; leap; shoot forward; spank; zip)
voorwaarts stormen
;
zich werpen op
(spring‐time);
🔗 Spring is late everywhere.
(jump; leap)
lente‐
;
voorjaars‐
(come; derive; originate; result; stem);
deveni
(pounce)
alsalti
(bound)
🔗 Turjan sprang forward, dodging the wild sweep of her sword, seized her around the waist, and dragged her to the ground.
spring‐cleaning
voorjaarsschoonmaak
printempa purigado

EnglishDutch
spring‐clean grote schoonmaak houden; voorjaarsschoonmaak houden
clean afdoen; afnemen; beurt; clean; glad; gladweg; helemaal; net; netjes; onschuldig; opdoffen; oppoetsen; opstrijken; poetsen; proper; rein; reinigen; scherp; schoon; schoonmaak; schoonmaakbeurt; schoonmaken; totaal; uithalen; vlak; vlekkeloos; welgevormd; zindelijk; zuiver; zuiveren
spring bron; doen dichtslaan; doen opspringen; doen springen; drijfveer; laten springen; lente; ontspringen; ontspruiten; oorsprong; opjagen; opkomen; opschieten; opspringen; plotseling aankomen met; springader; springbron; springen; springen over; sprong; van veren voorzien; veer; veerkracht; veren; verrijzen; voorjaar; voortkomen; voortspruiten
spring‐cleaning grote schoonmaak; voorjaarsschoonmaak