English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word summer‐house

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
summer‐house
zomerhuis
🔗 The house surprised her every time she saw it.
(dwell; live; reside; stay; lodge);
(accommodate)
onder dak brengen
🔗 This, the pirate was sure, housed the chieftain and his folk.
🔗 Summers can be quite hot, even in Siberia.

EnglishDutch
summer‐house koepel; prieel; tuinhuis; zomerhuis
house behuizing; binnenhalen; firma; house; huis; huisvesten; huisvesting verlenen; huizen; onder dak brengen; onderbrengen; schoolafdeling; schouwburgzaal; stallen; voorstelling; wonen; woning; zaal
summer de zomer doorbrengen; dwarsbalk; schoorbalk; zomer