English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word unfitness

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
fitness
(capability; suitability; appropriateness; aptitude)
fitness
(appropriateness; decency; decorum)
;
voegzaamheid
unfit
(not fitting; unseemly; inappropriate)
unfit
(unsuitable; inappropriate; inept; unsuited; worthless)
netaŭga

EnglishDutch
unfitness ongeschiktheid
fitness bekwaamheid; bruikbaarheid; conditie; fitheid; fitness; gepastheid; geschiktheid; gezondheid; goede conditie; voegzaamheid
unfit niet gezond; onbekwaam; ongepast; ongeschikt; ongeschikt maken; onvolwaardig