Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord maand

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
maand‐
(maan)
🔗 Ik heb hem in geen maanden meer gezien.
🔗 De derde maand van 2021 is alweer voorbij.
(mei)
(april)
(september)
(juli)
(maart)
(januari)
🔗 De kans is groot dat deze louwmaand niet als te koud de boeken in zal gaan straks als we de balans opmaken.
(maandkaart)
monthly subscription
;
monthly season ticket
🔗 De rente over uw hypotheek betaalt u meestal maandelijks.
🔗 Hoe moet ik de maandelijkse hypotheeklasten berekenen?
for months
dum multaj monatoj
🔗 Maandenlang heb ik rond het paleis gezworven in de vermomming van een dove bedelaar.
(maandabonnement)
monthly subscription
;
monthly season ticket
(damesverband)
sanitary napkin
;
sanitary towel
menstrua tuko
🔗 India schrapt een omstreden belasting van 12 procent op maandverband en tampons.
(augustus)
slachtmaand
(november)
(februari)
🔗 Heel soms kan dat in de sprokkelmaand.
(december)

NederlandsEngels
maand month; moon
bloeimaand May
grasmaand April
herfstmaand autumn month; September
hooimaand July
lentemaand month of spring; March
louwmaand January
maandabonnement monthly subscription; monthly season ticket
maandblad monthly; monthly magazine
maandelijks menstrual; monthly; every month
maandenlang for months
maandgeld monthly pay; monthly wages; monthly allowance
maandsalaris monthly salary
maandstaat monthly returns
maandverband sanitary napkin; sanitary towel
meimaand month of May
oogstmaand harvest month; August
schrikkelmaand leap‐month
slachtmaand November
sprokkelmaand February
vastenmaand month of fasting