Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word gewend
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
gewend aan | accustomed to | kutiminta al |
(aarden; wennen; gewennen) | accustom oneself ; get used ; ; | |
🔗 Hij was nooit aan dit oord gewend geraarkt hoewel hij er al een paar maanden als nachtwaker werkte. | ||
(gewoon zijn; plegen) | be in the habit of ; be accustomed ; do regularly | |
🔗 Bovendien was ze gewend te wachten en altijd veel te vroeg te zijn. | ||
(wennen) | accustom oneself ; get used ; ; | |
🔗 Maar men gewent er spoedig aan en toen het schip later weer uit het ijs in open water geraakte, miste men het daverende gekraak en gebonk zelfs. | ||
(gewennen) | accustom oneself ; get used ; ; | |
🔗 Je zult toch aan het idee moeten wennen. |
Dutch | English |
---|---|
gewend | ⇆ accustomed; ⇆ used; ⇆ wont |
ergens al gewend zijn | ⇆ feel at home somewhere |
gewend aan | ⇆ accustomed to; ⇆ used to |
gewend zijn om | ⇆ be in the habit of |
ik ben daar niet aan gewend | ⇆ it is not what I am accustomed to |
niet gewend aan | ⇆ unaccustomed to; ⇆ unused to |
niet gewend om te | ⇆ unaccustomed to |
weinig gewend zijn | ⇆ be not used to better things |
gewennen | ⇆ accustom; ⇆ habituate; ⇆ inure; ⇆ inurement; ⇆ season |
wenden | ⇆ cast; ⇆ go about; ⇆ haul; ⇆ head; ⇆ put about; ⇆ wind; ⇆ turn; ⇆ veer |
wennen | ⇆ accustom; ⇆ habituate |