Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word verkleinen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(minderen)
diminish
(kleiner maken)
make smaller
🔗 Dat risico moeten we nemen, maar we kunnen het verkleinen door zoveel mogelijk nachtvluchten te maken.
(luttel; min; gering);
🔗 De kleine man vloekte.
minor
minora
🔗 Ga jij vliegen met kleine kinderen?
🔗 Een kleine groep Nepalezen vecht aan Oekraïense zijde.
🔗 De kleine waarde van de gravitatieconstante verklaart waarom er tussen voorwerpen in het dagelijks leven geen aantrekkingskracht wordt waargenomen.
verkleining
(herleiding; reductie; vereenvoudiging)
simplification
verkleinwoord
diminutive

DutchEnglish
verkleinen belittle; deplete; detract from; diminish; disparage; extenuate; lessen; make smaller; miniaturize; minimize; minish; reduce; scale down; whittle away
klein small‐time; baby; bare; cheap; cramped; diminutive; exiguous; little; minor; minute; narrow; nominal; petty; puny; small; tiny; wee; weeny; scrubby; short; tiddly; slight; vest‐pocket
verkleinbaar reducible
verkleining depletion; diminution; disparagement; reduction; belittlement
verkleinwoord diminutive