English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word defame

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
defame
(slander; libel; malign; vilify; backbite)
defamation
(backbiting; scandal; slander; libel; calumny)
;
defamatory
(slanderous)
(renown)
(hearsay; renown; repute; rumour; kudos); ;
🔗 “Can it be”, he asked, “that you are the white barbarian whose fame has penetrated even to the gloom and silence of the dungeon?
(glory; renown)
(renown; kudos; name; repute); ; ;

EnglishDutch
defame belasteren; lasteren; onteren; smaden
defamation aantasting; belastering; eerroof; laster; smaad
defamatory eerrovend; lasterlijk; smaad‐
defamer eerrover; lasteraar
fame befaamdheid; bekendheid; beroemdheid; faam; gerucht; goede naam; naam; renommee; roem; vermaardheid