English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word qualified
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
qualified (able; authorized) | kvalifikita | |
qualify | kvalitigi |
| English | Dutch |
|---|---|
| qualified | ⇆ bekwaam; ⇆ bevoegd; ⇆ geaggregeerd; ⇆ gebrevetteerd; ⇆ gediplomeerd; ⇆ gerechtigd; ⇆ geschikt; ⇆ niet onverdeeld gunstig; ⇆ niet zonder enig voorbehoud |
| qualified to | ⇆ bevoegd om; ⇆ met de bevoegdheid om |
| qualified to vote | ⇆ kiesgerechtigd; ⇆ stemgerechtigd |
| qualify | ⇆ aanduiden; ⇆ bekwaam maken; ⇆ bepalen; ⇆ beperken; ⇆ bevoegd maken; ⇆ bevoegdheid verwerven; ⇆ geplaatst worden; ⇆ in aanmerking komen; ⇆ kwalificeren; ⇆ matigen; ⇆ nader bepalen; ⇆ verzachten; ⇆ verzwakken; ⇆ zich bekwamen |
| unqualified | ⇆ absoluut; ⇆ onbevoegd; ⇆ ongeschikt; ⇆ onverdeeld; ⇆ onvermengd; ⇆ onversneden; ⇆ volmondig |