Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord home‐coming
| Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
|---|---|---|
| ; | devena | |
| (due; forthcoming; imminent; looming; pending) | okazonta | |
| (following; next; ahead; subsequent) | ; | sekvonta |
| (advent) | ||
🔗 Egwene ignored their coming. | ||
| (next; ahead; forthcoming; future; upcoming) | ||
🔗 You’ll learn about these keywords in the coming chapters. | ||
| ; ; | ||
🔗 Anyway, that’s why we’re going home. | ||
tehuis ; | ||
🔗 But since leaving home he had seen too many stories walking in the flesh ever to be so sure again. | ||
| (domestic) | ||
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| home‐coming | ⇆ thuiskomst |
| coming | ⇆ aankomst; ⇆ aanstaande; ⇆ komend; ⇆ komst; ⇆ ophanden zijnde; ⇆ overkomst; ⇆ toekomend |
| home | ⇆ asiel; ⇆ binnenlands; ⇆ gezin; ⇆ honk; ⇆ huis; ⇆ huiselijk; ⇆ huisgezin; ⇆ huishouden; ⇆ huislijk; ⇆ huistoe; ⇆ huisvesten; ⇆ huiswaarts; ⇆ huis‐; ⇆ inheems; ⇆ inlands; ⇆ inrichting; ⇆ land; ⇆ naar de finish; ⇆ naar het doel; ⇆ naar huis; ⇆ naar huis vliegen; ⇆ raak; ⇆ tehuis; ⇆ thuis; ⇆ thuis‐; ⇆ vaderland; ⇆ vast; ⇆ verblijf; ⇆ woonstede; ⇆ zenuwinrichting |